“Het is niet het kwaad dat banaal is, maar de motieven achter de kwade handelingen zijn dat vaak wel.” Hannah Arendt maakte zich met haar visie op ‘de banaliteit van het kwaad’ niet erg populair, ook niet bij haar vrienden en vriendinnen. Nochtans waren die héél belangrijk in haar leven. Als grootste denker van de 20ste eeuw kent het leven van Hannah verschrikkelijke beproevingen. Hannah biedt ze het hoofd door erover na te denken. Zo wordt haar gedachtegoed haar leven, en haar leven haar gedachtegoed.

In de biografie Hannah Arendt, over liefde en kwaad verweeft Ann Heberlein de gebeurtenissen in Hannahs leven met Hannahs visies. Je ziet Hannah schrijven. Je ziet haar zitten in een salon, discussiërend terwijl de asbakken uitpuilen. Je voelt haar steun zoeken bij haar trouwste vriendin als anderen haar hebben laten vallen na haar beschrijving van Adolf Eichmann als een fantasieloze bureaucraat die ‘slechts’ zijn plicht deed.

Het is trouwens niet de eerste keer dat Hannah zich verbaast over de reactie van haar vrienden. “Het probleem is niet wat onze vijanden deden, maar wat onze vrienden deden”. Anne Heberlein herinnert hoe Hannah eigenlijk niet kan geloven dat sommige van haar vrienden in Duitsland meedeinen met het nazisme. Hannah is verontwaardigd over hun bereidheid om “de oneindige verscheidenheid en verschillen van mensen zo te organiseren dat de hele mensheid nog slechts één individu lijkt”.

Hannah en haar moeder ontvluchten Duitsland via de zogenaamde groene grens. In Karlsbad gaan ze in Duitsland de voordeur van een huis binnen om langs de achterdeur in Tsjechoslowakije aan te komen. Vandaar gaat het verder richting Parijs. Hannah is zesentwintig als ze aankomt in de hoofdstad van Frankrijk. Ze ontmoet er haar levenspartner Heinrich Blücher die om politieke redenen eveneens uit Duitsland is gevlucht. In 1940 wordt Hannah echter op transport naar het kamp Gurs gezet terwijl Heinrich elders wordt opgesloten. Als bij wonder ontsnappen ze beiden aan erger. Tijdens hun gevangenschap houdt een fragment uit een dan nog niet gepubliceerd gedicht van Bertold Brecht hen staande:

“Dat het zachte water met de tijd steeds de hardste rotsen overwint.

Hardheid houdt nooit stand tegen een zachte hand.”

In mei 1941 slagen Hannah en Heinrich erin om via Lissabon Europa te verlaten. Hannah en Heinrich vluchten, zoals vandaag nog voor vele vluchtelingen het geval is, “ergens vandaan, niet ergens naartoe”. Ze vluchten om hun leven te behouden, niet omdat ze een nieuw leven willen. Ze hadden een leven, maar ze zijn het kwijtgeraakt. Ze hadden een huis, een taal, een beroep, een familie en een vriendenkring, maar ze hebben dat buiten hun wil om allemaal verloren.

SS Guiné

Eénmaal in Amerika beschrijft Hannah het recht om als individu en niet als deel van de groep ‘vluchtelingen’ beschouwd te worden. Zowel het land Amerika als de haar opgedrongen identiteit ‘vluchteling’ zijn haar vreemd. Het Duits blijft ze beschouwen als haar moedertaal, als de taal waarin ze ‘thuis’ kan zijn. Anne Heberlein herinnert hoe Hannah haar leven lang heimwee bleef hebben naar Duitsland, en haar relatie met het land behield, vooral middels de taal.

Hannah was sceptisch over de universele mensenrechten. Ze beklemtoonde het belang van een nationale staat om het ‘recht op rechten’ aan ieder individu te kunnen garanderen. “Als iedereen evenveel verantwoordelijkheid draagt om de rechten van mensen te garanderen, bestaat het risico dat niemand die verantwoordelijkheid nog op zich neemt.” Volgens Hannah moet het ‘recht op rechten’ worden geherdefinieerd tot het ‘recht op staatsburgerschap’. Een idee dat nog altijd brandend actueel is: de loutere erkenning als mens beschermt iemand niet automatisch tegen wreedheden.

Hoe worden goede mensen kwaadaardig? Kwaad en wreedheid kunnen gedijen wanneer mensen een ander mens van zijn menselijkheid beroven, wanneer ze hem of haar tot een ding reduceren. “Het slachtoffer belachelijk maken, bekritiseren en vernederen maakt het voor de boosdoener gemakkelijker om zijn kwade handelingen uit te voeren”, schrijft Anna Heberlein.

Na de tweede wereldoorlog vermoeien velen zich om uit te leggen hoe zoveel kwaad kon gebeuren dat miljoenen mensen werden vermoord. Theorieën over de nazistische persoonlijkheid zagen het licht. Toen Hannah werd geconfronteerd met Eichmann vreesde ze dat hij alleen zoveel kwaad had kunnen berokkenen vanwege een totaal gebrek aan zelfreflectie. Eichmann draaide ‘slechts’ mee in een systeem, en stelde zich daarbij geen enkele vraag naar goed of kwaad.

Voor Hannah is het “tegengif voor het kwaad niet goedheid, ook al zijn goed en kwaad elkaars tegenpolen. Het tegengif voor het kwaad zijn zelfreflectie en verantwoordelijkheid”. In die overtuiging heeft Hannah volgens Anne Heberlein ook zelf haar hele leven gehandeld. Hannah heeft een tomeloos geloof in het vermogen van de mens om eigen, zelfstandige en rationele beslissingen te nemen. De mens is vrij en dus ook persoonlijk verantwoordelijk. Hannah heeft, ondanks haar teleurstelling over de kwaadwilligheid van mensen, een fundamenteel positieve kijk op mensen. Dat trekt me persoonlijk ook zo in haar aan.

Hannah knoopt na de oorlog trouwens ook terug aan met Martin Heidegger, haar leermeester en minnaar die nochtans ooit het nazisme boven haar verkoos. “De pijn hem niet in haar leven te hebben was groter dan de pijn die hij haar al berokkend had”, schrijft Ann Heberlein. Hannah verzoent zich met het kwade, zonder het daarom te vergeven. Hannah Arendt houdt van het leven. En dat is wat we volgens Heberlein ook van haar moeten meenemen: “zoveel van de wereld te houden dat we geloven dat verandering altijd mogelijk is”.

De biografie van Hannah Arendt door Ann Heberlein is heel toegankelijk geschreven. Toch heb ik het boek niet als een trein uitgelezen. Meermaals heeft het me zelf ook weer aan het denken gezet. Een aanrader dus.

 

Advertentie