Elk jaar probeer ik minstens één boek in het Frans te lezen. Onlangs viel mijn oog op het boekje dat mijn zoon dit semester voor school moet doornemen. En het kon niet beter uitkomen. In 1994 werkte ik in vervanging van iemand op zwangerschapsverlof bij 11.11.11., toen nog het Nationaal Centrum voor OntwikkelingsSamenwerking (NCOS). Het was het eerste werk waarvoor ik écht solliciteerde en het werd meteen een heel serieuze job. Wanneer president Habyarimana op 6 april 1994 uit de lucht wordt geschoten, is het alle hens aan dek voor de repatriëring en het in veiligheid brengen van Belgen en partners waarmee 11.11.11. samenwerkt. Er moeten ook snel standpunten ingenomen worden rond de positie van België en de rol van de Verenigde Naties en de blauwhelmen. Als verantwoordelijke voor de opvolging van het Belgische Ontwikkelingssamenwerkingsbeleid moet ik meteen het onderste uit mijn kannetje halen. Ik word geconfronteerd met het absolute kwaad, maar ook met onvermogen om het vast te pakken. Wie is tenslotte absoluut goed en wie is zonder meer kwaad?

Het boek ‘Petit Pays’ van Gaël Faye speelt zich af in Burundi. De ‘ik’-figuur, Gaby, groeit er op als zoon van een Fransman en een Rwandese vluchtelinge. Lang voor de genocide van 1994 is de mama van Gaby in Burundi gearriveerd. “Maman et sa famille avaient quitté leur pays pour échapper aux tueries, massacres, guerres, pogroms, épurations, destructions, incendies, mouches tsé tsé, pillages, apartheid, viols, meurtres, règlements de comptes et que sais-je encore. Ils avaient fui ces problèmes et en avaient rencontré de nouveaux au Burundi – pauvreté, exclusion, quotas, xénophobie, rejet, boucs émissaires, depression, mal du pays, nostalgie. Des problèmes de réfugiés.”
“Bien sûr, un livre peut te changer! Et même changer ta vie. Comme un coup de foudre”,
zegt Mme Economopoulos tegen Gaby in het boek ‘Petit Pays’ van Gaël Faye.

Gaby leest veel. Het is een manier om niet met zijn vrienden over de latent dreigende oorlog te moeten spreken, laat staan erbij betrokken te geraken. Gaël Faye slaagt erin om de dreigende oorlog aanwezig te laten zijn zonder hem voortdurend te beschrijven. Zo vertelt hij hoe Prothé, de kok, het tegenovergestelde denkt en voelt van Innocent, de klusjesman van het gezin van Gaby. Maar in de realiteit van het alledaagse huishouden doet niets vermoeden dat Innocent Gaby tenslotte zal overhalen om met geweld partij te kiezen, om een standpunt in te nemen in een verhaal waarvan de kern hem lange tijd en eigenlijk nog steeds ontgaat. “Moi qui souhaitais rester neutre, je n’ai pas pu. J’étais né avec cette histoire. Elle coulait en moi. Je lui appartenais.”
Als op 6 april 1994 het vliegtuig van de presidenten van Rwanda en Burundi wordt neergehaald, heeft nonkel Pacifique van Gaby zich reeds bij het Rwandese Patriottische Front (RPF) gevoegd. Meer. Hij waarschuwt zijn familie dat zal gebeuren wat we weten dat er gebeurde. Maar de goede raad komt te laat. “Ils ont annoncé la mort du president Habyarimana, en accusant les Tutsi d’être responsables de l’attentat. Depuis les miliciens et la garde présidentielle sillonnent la ville, ratissent les quartiers, rentrent dans les maisons des Tutsi et des opposants hutus, massacrent des familles entières, n’épargnent personne.”

De mama van Gaby vindt tante Eusébie en haar vier kinderen, van dezelfde leeftijd als Gaby, vermoord terug in hun huis in Kigali. En ook nonkel Pacifique overleeft de genocide op Tutsi’s en gematigde Hutu’s niet. De mama van Gaby zal er nooit meer van bekomen. “J’ai fini par accepter son état, par ne plus chercher en elle la mère que j’avais eue. Le genocide est une marée noire, ceux qui ne s’y sont pas noyés sont mazoutés à la vie.”
‘Petit pays’ eindigt met het antwoord op de vraag waarmee het boek begint. “Zal ik of zal ik niet terug keren naar Burundi”, vraagt Gaby zich af? “Zal ik terugkeren naar het land waar ik opgroeide?” Want “je n’ai pas quitté le pays, je l’ai fui. J’ai laissé la porte grande ouverte derrière moi et je suis parti, sans me retourner. Je me souviens simplement de la petite main de Papa qui s’agitait au balcon de l’aeroport de Bujumbura.”
Terug in Burundi schrijft Gaby: “J’ai retrouvé l’endroit, mais il est vide de ceux qui le peuplaient, qui lui donnaient vie, corps et chair. Mes souvenirs se superposent inutilement à ce que j’ai devant les yeux. Je pensais être exilé de mon pays. En revenant sur les traces de mon passé, j’ai compris que je l’étais de mon enfance. Ce qui me paraît bien plus cruel encore.”
Het boek ‘Petit Pays’ van Gaël Faye is de moeite om te lezen. Zeker omdat het dit jaar 25 jaar geleden is dat in Rwanda en de hele regio van de Grote Meren onnoemelijk veel verschillende mensen en families slachtoffer werden van de absoluutheid waarmee mensen elkaar, in het allerergste geval, kwaad kunnen doen. Het is belangrijk om ons daar bewust van te zijn en ons dat altijd te herinneren.
Geef een reactie